Ik moet iets bekennen. Ik was het soort moeder dat haar babymeisjes auto’s in de pollen gaf en haar peuterjongen een pop aanreikte. Wat kreeg ik ervoor in de plaats? Juist, één voetballer en twee danseressen. Onze meisjes dansen alles; modern, show, urban, hiphop en meer. Zelf ben ik nogal wild van disco uit de jaren 80. When the rains begins to fall stort ik me met mijn mondhoeken achter mijn oren op de dansvloer om er (de eerste uren) niet meer af te komen. De jeugd vindt dat uiteraard heel geestig en fantaseert er ineens bij dat ik in mijn handen klap en met mijn ellenbogen wapper terwijl ik de buurt onveilig maak. Het is puur amusement. Ik moet nog iets bekennen. De Duitse taal heeft me nooit kunnen bekoren. Te agressief. Neem nu het woord ‘vlinder’, in het Frans ‘papillon’, in het Engels ‘butterfly’, in het Duits ‘schmetterling’. Waar halen ze het?! Misschien doe ik te weinig moeite, dat kan. Onze leerkracht Duits in het middelbaar had zo een moeilijke naam Louizette Ptatschinsky of zoiets. Wij noemden haar kortweg Patat. Duits lijkt ook op Limburgs. Niet? Het is toch van ‘Ich, mich, dich en du maken alle menschen schu’. Daar word je toch niet lyrisch van. Nu ben ik vanavond met mijn danseressen naar een dansvoorstelling geweest. Die Weise Von Liebe Und Tod door Rosas en Anne Teresa De Keersmaeker zelf. Ik ben nog geen beetje onder de indruk van de magnifieke combinatie. De techniek van het dansen combineren met een moeilijke monoloog in het mooiste Duits dat ik ooit heb gehoord. Dankzij Patat kon ik verstaan wat er werd gezegd en kreeg ik goesting om Duits te spreken. Stel je voor! Klasse im Tansen und Deutsch ist sicherlich eine schöne Sprache.
Maand: oktober 2016
Zwemclub
Mijn zwemclub lijkt verdacht veel op mijn kaartclub maar met minder kleren en meer water. We moeten ook niet per se met vier zijn. In de lagere school leerde ik alsof-zwemmen bij meester Johan. Naast het water op een bak bier toonde hij hoe dat moest. Daarna aapten wij hem na. Wanneer je armen en benen kon bewegen zoals het moest naast het bad en op de bak, mocht je in het water. Daar moest je natuurlijk ook nog vooruit geraken. Meester Johan had een stok die als een wortel voor je neus werd gehouden. Met één oog keek hij naar het uiteinde van de stok en hopelijk ook naar wat er achteraan ging. Met het ander oog volgde hij de rest van het zwembad want ik was niet de enige die zwom als een hondje. Mijn kinderen konden zwemmen voor er van schoolzwemmen sprake was. Gedurende een aantal jaren gingen wij met hen op zaterdagnamiddag naar de zwemschool. Om de tien weken kregen zij een nieuwe groep met leraar en concrete doelstellingen die pasten bij het niveau. Van krokodil tot kwal en vis naar dolfijn. Van otter tot haai en zeehond naar orka. Ze kunnen heel goed wat al die beesten hen hebben geleerd. Enkele jaren geleden in een prachtige badplaats in Spanje kwam mijn zwemvertrouwen op een absoluut dieptepunt zonder echt diep in het water te gaan. Ik daalde achterwaarts de trap af om uren in het water te ravotten terwijl mijn kapsel kurkdroog bleef. De kinderen kwamen niet bij van het lachen. Ik stond erbij en reflecteerde maar. Het voordeel aan een dieptepunt is dat je ook weer naar boven moet. Ik ging naar de zwemles en zette mijn goed excuus van jaren aan de kant door mijn lenzen te ruilen voor een zwembril op sterkte. Een goede investering. Bellen blazen en ju. Vooruit. Daar moet ik tot op vandaag aan denken want ik begin zoals ik alles doe in het leven: veel te hevig. De beste opwarming is twee lengtes zo traag mogelijk zwemmen. Daarna kan ik uren blijven doorgaan met de schoolslag zoals het moet. Meester Johan had moeten zien hoe ik op vakantie in Kroatië sierlijk van de boot sprong. De badmeester van nu heet Bart. Hij is brandweerman en laat zijn bak bier gelukkig thuis. Het is deze tijd van het jaar geen lachertje om in het donker en door weer en wind naar het bad te fietsen en in de water te plonsen. Maar … weet je wel hoe zalig je daar buiten komt? Weet je dat je er ontzettend goed van kan slapen? Ook eens proberen?
Passie
Gisterenavond gingen wij mosselen eten bij de Scouts. Bij thuiskomst bleek dat onze buurman was langs geweest. Een bezoek van hem en de wetenschap dat het jachtseizoen is geopend, doen bij ons een belletje rinkelen en dus stonden we onmiddellijk weer op straat. Jagen, je moet er wat voor over hebben. Je moet een opleiding volgen, examen doen, vergunningen bezitten, ver rijden, een hele dag in een bos rond dwalen, stil zijn, je prooi op de juiste manier inschatten en aanvallen. Niks voor mij, wel voor onze buurman. Na afloop moet je het bloedend everzwijn uit de kofferbak van de auto in een kruiwagen tillen. In de koelkast leggen is geen optie. Er ligt werk op de plank terwijl je nog nageniet van de inspanningen, de spanning en de voldoening. De adrenaline doet de rest. Echt iets voor hem. Dat is pas een passie of een hartstochtelijke liefhebberij. Toen ik gisterenochtend in de regen ging lopen riep een toffe madam ‘Amai, gij hebt courage’. Ik reageerde bijna verontschuldigend met ‘oh maar ik heb dat nodig hoor’. Vandaag liep ik in de zon en was de natuur nog mooier. Het kost geen moeite, is zalig om doen en het geeft me tonnen energie. Echt iets voor mij. Wat is jouw passie?
Terugkomdag
Op zondag rustdag geraakte ik van topconditie in een wel heel slappe vorm. In volle runnersroes kruiste ik in de ochtend manlief met zijn mountainbikematen. Ik voelde me zo geweldig dat ik er prompt een ronde bij deed. Een etmaal later draaide alles. Ik werd eerst lijkbleek dan doodmisselijk en vervolgens koortsig ziek. De volgende dag vóór de middag werd mijn wederhelft thuis gebracht. Ook ziek. Daar lagen we dan verslagen door een beestje dat ondertussen de hele familie heeft bezocht. In ons vijfentwintig jaar samen zijn, hadden we dat nog niet meegemaakt. Als mijn bedgenoot na een paar dagen uitzieken vraagt of ik in de namiddag naar de crea ga, word ik vijftig jaar verder geflitst en kunnen we terug lachen. Op donderdag kom ik terug werken. We organiseren dan een terugkomdag voor nieuwe medewerkers. Dat doen we één keer per jaar. Het onthaal op de eerste werkdag is immers zo overrompelend dat we dat graag na een tijdje nog eens overdoen. Een zorgzame start weet-je-wel. De grote baas spreekt over de missie, waarden en uitdagingen. Er is een speeddate met alle diensten in de hoofdzetel of één van de filialen gevolgd door een lunch en syndicaal onthaal. De nieuwelingen krijgen het laatste woord, wisselen ervaringen en beantwoorden vragen over hoe ze de organisatie vooraf kenden of niet kenden, hoe ze zijn begonnen, over de opleiding en ondersteuning, de samenwerking met collega’s en leidinggevenden, de communicatie en cultuur. Ze zijn liefdevol en kritisch zoals we het graag hebben. Het is fijn te zien dat ze zich goed voelen bij ons. Onze toekomst. Volgende week is er nog een terugkomdag. Die van de gepensioneerden en dus ondertussen ex-medewerkers. In de wandelgangen wordt dit ook wel het oude wrakken feest genoemd al kan je er weinig of geen wrakken bespeuren. Wel mensen op leeftijd maar zoals één grijze dame beweert: ‘met een primer en twee lagen wordt elke façade weer mooi’. De zestigers en zeventigers zien er beter uit dan toen ze nog actief in dienst waren. Ze reizen of studeren, amuseren zich met de kleinkinderen of doen vrijwilligerswerk. Dat houdt een mens jong. Dat is duidelijk. Het programma van deze dag is simpel en eenvoudig; een geleid bezoek aan de kathedraal (o lieve vrouwe toren) en een gezellig samen zijn met eten. Ze komen elk jaar met veel. Ons verleden. Wat fijn om eens terug maar ook vooruit te kijken en daarvoor terug te komen. Zolang iedereen blijft terug komen zit het goed, niet?